Over whiskey en een zoon van 61 en eindelijk een gesprek met de orthopedisch chirurg die mijn vader geholpen heeft
Het is inmiddels een bekend gezicht. Voor de deur van het verpleeghuis, in de schaduw van het pand, zit mijn vader in zijn rolstoel. Hij slaapt. Ik tik zijn schouder aan en langzaam dringt de wereld weer bij hem naar binnen. "Hé, Erik" Ik zoek ergens een stoel, die staan hier overal, van die plastic tuinstoelen en ga naast hem zitten. "Heb je whiskey meegenomen?" Mijn vader is, denk ik, de enige bewoner van dit verpleeghuis, die zelf een fles whiskey op zijn kamer heeft. Dagelijks neemt hij een glaasje, zoals hij ook thuis gewend is. Voor mij een volstrekte vanzelfsprekendheid: waarom zou een verpleeghuisorganisatie zover gaan dat ze dit soort gewoontes verbieden? Soms, als een verzorgende mijn vader aan de whiskey treft, wordt er geschrokken gereageerd. Maar tot nog toe blijft het hierbij. Maar ik ben de whiskey dus vergeten. Ik heb wel iets anders bij me: een taartje. Ik ben namelijk de volgende dag jarig en een mokkagebakje, zo weet ik, doet ook veel goed. T