Donna nobis pacem


Buiten was het broeiering heet. Als gebruikelijk zaten vele bewoners tegen de gevel aangeplakt in een laatste streepje schaduw. Het hoekje waar mijn vader meestal zat, was gevuld met enkele dames. Ze zaten zwijgend voor zich uit te kijken, maar begroetten mij vriendelijk toen ik mijn hand naar ze opstak.

In de enorme ruimte van het restaurant was het aangenaam koel. Ik hoorde een cello en zag bij de piano, achterin de zaal, een groepje oudere dames staan. Een dame liep wat heen en weer. Het bleek een zanggroepje te zijn. De dame die heen en weer drentelde was de pianiste en blijkbaar ook de leider van het gezelschap. Naast de piano zat een man op leeftijd. Tussen zijn benen klemde hij een cello en hij trok zich, zo te zien, weinig aan van de aanwijzingen van de dame achter de piano. Opgewekt zette hij opnieuw in en deze keer begon hij ook mee te zingen.

"Donna nobis pacem ..."

Het koor zweeg en de dame achter de piano sprong weer overeind.

De ruimte was gevuld met ouderen, velen in een rolstoel en bezoek. Niemand trok zich ook maar iets aan van het koortje.

Opeens had de dame achter de piano de touwtjes weer in handen. Zij zette in, de cello volgde en, zowaar, het dameskoortje begon te zingen.

"Donna nobis pacem ..."

Ik bleef even staan. Ze zongen, ondanks dat het een klein groepje van nog geen zes dames was, in verschillende stemmen. Enkelen gingen de hoogte in, anderen bleven de melodielijn volgen. De man met de cello speelde de melodie. Het waren oude, wat krakerige stemmen en de cello was niet erg toonvast, maar toch ontroerde het tafereeltje mij.

"Geef mij vrede ..."

Het raakte mij dat er geen enkele relatie was tussen hetgeen de dames de mensen in de zaal toezongen en de reactie vanuit de zaal. Het had net zo goed een radiozender met een schreeuwerige discjockey kunnen zijn. Waarschijnlijk was er meer reactie gekomen als er een smartlap was ingezet, zo bedacht ik vals.

Mijn vader bleek nog aan de lunch te zitten. Ik ging op zoek naar de verpleging met de formulieren voor het taxivervoer naar het ziekenhuis, volgende week en de eerste week van juni, in mijn hand.

Nee, dat hoefden zij niet te hebben, dat moest naar de receptie beneden.

Ik weer naar beneden. Het koor bleek met de cellist spoorloos verdwenen. De receptoniste las beide formulieren regel voor regel door en verklaarde dat het zo goed was.

Inmiddels was mijn vader klaar met de lunch. We gingen samen opnieuw naar beneden en ik kocht een ijsje voor hem. Samen zochten we een bankje in de schaduw op. We keken naar de vliegtuigen die over ons heen vlogen en fantaseerden over de bestemming.

Mijn vader heeft zijn halve leven in vliegtuigen doorgebracht: op weg naar een, vaak, wekenlang durende klus ergens in het buitenland. Nu zitten we in Woerden, samen in de schaduw van een boom. Hij in een rolstoel, met zijn gekwetste been ingezwachteld, hopend dat hij op enig moment weer zal kunnen lopen. Vliegen zit er niet meer in, dat is wel zeker.

Hij maakt zich druk over volgende week. Hij begrijpt dat ik er niet bij ben als hij met de rolstoeltaxi naar het ziekenhuis moet. Mijn broer is met vakantie. Ik probeer hem gerust te stellen: de laatste keer dat hij met een rolstoeltaxi reed, was bij zijn overplaatsing vanuit het ziekenhuis naar het verpleeghuis. Die chauffeur heeft hem keurig door de gebouwen heen geloodst. Dat zal nu ook wel weer gebeuren.

"O ja, dat is ook zo, ja", zegt mijn vader.

Ik zie dat hij er nog niet erg in gelooft. 

Dit is zijn wereld.

Donna nobis pacem ...


Reacties

Populaire posts van deze blog

Een terugblik op de gang van mijn vader door de verschillende instellingen en over mijn conclusie dat we nog veel te doen hebben om ouderen thuis te laten wonen.

Over hoe een blijde boodschap toch ook even moet landen en hoe Frans, de vrijwilliger, van geen dank wil horen ...

Over het ideaal van de langer thuiswonende oudere en de praktijk van marktwerking en verschraling in de thuiszorg