Over whiskey en een zoon van 61 en eindelijk een gesprek met de orthopedisch chirurg die mijn vader geholpen heeft

 Stapel stenen geplaatst van klein naar groot op elkaar met verschillende  vormen | Premium Foto

 

Het is inmiddels een bekend gezicht. Voor de deur van het verpleeghuis, in de schaduw van het pand, zit mijn vader in zijn rolstoel. Hij slaapt. Ik tik zijn schouder aan en langzaam dringt de wereld weer bij hem naar binnen. 

"Hé, Erik"

Ik zoek ergens een stoel, die staan hier overal, van die plastic tuinstoelen en ga naast hem zitten.

"Heb je whiskey meegenomen?"

Mijn vader is, denk ik, de enige bewoner van dit verpleeghuis, die zelf een fles whiskey op zijn kamer heeft. Dagelijks neemt hij een glaasje, zoals hij ook thuis gewend is. Voor mij een volstrekte vanzelfsprekendheid: waarom zou een verpleeghuisorganisatie zover gaan dat ze dit soort gewoontes verbieden? Soms, als een verzorgende mijn vader aan de whiskey treft, wordt er geschrokken gereageerd. Maar tot nog toe blijft het hierbij.

Maar ik ben de whiskey dus vergeten. Ik heb wel iets anders bij me: een taartje. Ik ben namelijk de volgende dag jarig en een mokkagebakje, zo weet ik, doet ook veel goed.

Terwijl mijn vader het gebakje verorbert, vraag ik hem of hij het zich kan voorstellen dat hij nu een zoon van 61 jaar oud heeft.

Mijn vader glimlacht voor zich uit. 

"Tja en jij een vader van bijna 89 ..."

Hij was de afgelopen week weer naar het ziekenhuis geweest. Opnieuw had de arts een snelle blik op zijn wond geworpen en geconstateerd dat het allemaal goed ging. Voor de eerste keer was het nu echter de arts geweest die hem indertijd heeft geopereerd. 

Eindelijk.

Mijn vader vertelde dat hij een leuk gesprek met de arts had gehad en dat hij blij was dat hij hem eindelijk had kunnen bedanken. Ze hadden ook over de slagingskans van de operatie gesproken en de arts had bekend dat het ook voor hem echt spannend is wat er op 5 juli uit de scan gaat komen: is het bot voldoende aangegroeid zodat mijn vader weer kan beginnen met lopen?

Ik kijk mijn vader aan.

"Wat denk je? Ga je weer lopen na 5 juli?"

Mijn vader reageert stellig:

"Natuurlijk en op 20 juli ga ik eindelijk weer naar huis ..."

"Heb je er wel eens over nagedacht dat het ook anders kan gaan? Dat de operatie onvoldoende effect heeft gehad en dat lopen er niet meer inzit?"

"Dan moet ik een elektrische rolstoel zodat ik op die manier weer naar huis kan."

Zijn blik is nu gespannen. Dit vindt hij eng.

Ik besluit het er maar even bij te laten. Vooralsnog gaan we maar uit van het positieve, die kracht heeft hij ook hard nodig de komende periode.

Er is nog een probleem: zijn beltegoed is op en hij kan niemand meer bellen. Ik krijg zijn GSM in mijn handen gedrukt: een model uit de middeleeuwen, niet bepaald een smartphone, maar een klein, handzaam apparaatje waar je eindeloos moet zoeken in het menu. Het lukt me niet. Ik besluit om thuis een andere gsm voor hem aan te schaffen: de verbinding met de buitenwereld is te belangrijk voor hem.

Mijn vader komt weer terug op het ziekenhuisbezoek en wijst op zijn ingezwachtelde been. De arts heeft hem gevraagd wat precies het plan was in het verpleeghuis. Mijn vader wist dit niet en heeft dit weer aan de verpleegkundige gevraagd. Ook zij kon het hem niet goed vertellen. Tot verbazing van mijn vader kwam ze even later terug om te zeggen dat ze het de volgende dag eens zonder zwachtels zouden proberen.

Mijn vader schudt zijn hoofd.

"Echt, de verzorging is goed hoor, maar dat behandelbeleid... het is mij te ad hoc ..."

Nog 10 dagen en de windstilte is hopelijk voorbij.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Een terugblik op de gang van mijn vader door de verschillende instellingen en over mijn conclusie dat we nog veel te doen hebben om ouderen thuis te laten wonen.

Over hoe een blijde boodschap toch ook even moet landen en hoe Frans, de vrijwilliger, van geen dank wil horen ...

Over het ideaal van de langer thuiswonende oudere en de praktijk van marktwerking en verschraling in de thuiszorg