Over hoe troosteloosheid je zomaar kan overvallen en hoe een jeugdkoor je hier weer uit kan halen, als je dit tenminste wilt

 


 Ik wilde de lift uitstappen, maar ik merkte dat de man, die samen met mij was ingestapt, bleef staan. Hij staarde blijkbaar vol gedachten voor zich uit en heel langzaam zag ik zijn ogen zich fixeren op mijn persoon. Ik zag dat hij tranen in zijn ogen had.

"Wat een troosteloze omgeving...", sprak hij.

Ik knikte hem woordeloos toe. Hij liep voor mij uit het verpleeghuis uit.

Mijn vader was ook al in een sombere stemming geweest. Hij wilde naar huis en dat bepaalde op dit ogenblik eigenlijk alles. Zelfs de whiskey die ik had meegebracht kon hem niet erg opvrolijken. Natuurlijk, hij begreep heel goed dat het nog even zou duren, maar zijn emotie zat hem op dit ogenblik behoorlijk in de weg.

Ik had hem aangetroffen in de eetzaal. Blijkbaar was men net begonnen met de maaltijd want het was een drukte van belang. Om de één of andere reden was de broodmaaltijd als een soort buffet tegen de zijmuur opgesteld, zodat iedere bewoner met rolstoel of rollator de gang langs deze tafel moest maken. Omdat niet iedereen vanuit dezelfde richting handelde, was het een gedrang van jewelste. Een nerveuze man, dagelijks op bezoek bij zijn vrouw, dook ook nog eens overal tussen en voorlangs om maar zo snel mogelijk alle maaltijdingrediënten bij elkaar te hebben gesprokkeld. Ondertussen was een medewerker ook nog bezig om de medicijnen te delen. Twee bewoners maakten luidruchtig ruzie met elkaar.

Mijn vader keek mij aan en maakte een wegwerpgebaar:

"Ik heb helemaal geen honger, laten we naar mijn kamer gaan". Ik wist nog een boterham met wat beleg en een kop melk voor hem te grijpen, voordat ik achter hem aanging, de gang weer op.

Het gesprek ging natuurlijk over het geannuleerde proefverlof en wanneer nu de volgende mogelijkheid zou zijn. Ik beloofde hem hierover contact te zoeken met het behandelteam. Mijn vader lachte cynisch: 

"die hebben morgen weer een overleg, maar daar hoor ik nooit iets over."

Ik kon zijn cynisme zo langzamerhand goed volgen. Afgelopen week was ik gebeld door één van de EVV'ers met de mededeling dat het Noro-virus mijn vader en de afdeling definitief had verlaten en dat de isolatie voor iedereen was opgeheven. Toen ik mijn vader veel later die dag nog even belde, wist hij nog helemaal nergens van.

Dit kan natuurlijk een keer gebeuren, maar hier kunnen we deze bizarre vorm van communicatie (buiten de cliënt om) inmiddels gerust structureel noemen.

Ik probeerde het gesprek om te buigen naar troostvoller onderwerpen : een etentje met het gezin van mijn broer in een restaurant vlak buiten het verpleeghuis; een mooie kerkdienst die ik deze ochtend had bijgewoond en die mijn vader via Youtube nog kon bekijken. 

Hij moest duidelijk schakelen.

"Ik ga wel even naar beneden..."

Ik drukte zijn tablet in zijn handen en startte de uitzending van de kerkdienst.

"Kijk hier nou eerst even naar, echt, je wordt hier weer een beetje blij van"

Toen ik zijn kamer verliet, hoorde ik ons jeugdkoor zingen:

Er zijn soms situaties
die bezorgen je veel pijn,
en dan zijn er steeds weer mensen
die er altijd voor je zijn.

Een klopje op je schouder,
of een duwtje in de rug,
dat heb je soms zo nodig,
dan keert je zelfvertrouwen terug.

Ik hoopte dat hij dat gordijn in zijn denken even wilde openen...

Reacties

Populaire posts van deze blog

Een terugblik op de gang van mijn vader door de verschillende instellingen en over mijn conclusie dat we nog veel te doen hebben om ouderen thuis te laten wonen.

Over hoe een blijde boodschap toch ook even moet landen en hoe Frans, de vrijwilliger, van geen dank wil horen ...

Over het ideaal van de langer thuiswonende oudere en de praktijk van marktwerking en verschraling in de thuiszorg