Over een afspraak waar mijn vader niets van weet, maar ook goed nieuws en drempels op weg naar huis


In mijn mail verscheen een korte mededeling dat mijn vader is besproken in het behandelteam. Hier is besloten dat hij een dagje op proefverlof mag. Aan mij de vraag welke dag hiervoor geschikt zou zijn.

Mijn vader reageert verbaasd.

“Proefverlof? Wat is daar dan het doel van?”

Verrast vraag ik hem of het voorstel van het behandelteam niet met hem besproken is?

Hij weet nergens van.

“Het lijkt me natuurlijk heerlijk om naar huis te gaan, maar waarom een dagje? Wat willen ze nu precies uitproberen?”

Het vraagteken wordt alleen maar groter. Ik verzoek het behandelteam om een afspraak. We hebben immers al weken geleden besproken dat we toch eerst een familiegesprek zouden hebben, alvorens allerlei nieuwe stappen te ondernemen. Hier heb ik niets meer over gehoord. Dus nog maar een poging.

Al snel wordt mijn voicemail ingesproken met het verzoek terug te bellen voor een afspraak.

Ik merk dat ik boos word. Het consequent mijn vader niet betrekken in zijn eigen behandeling, het stoort me. Hij is vrijwel blind, hij is doof en, vooruit, hij is soms wel heel erg kritisch, maar hij is zeker niet gek. Het is zo’n man die na zijn pensionering nog voor de lol filosofie en kunstgeschiedenis ging studeren in Utrecht. Maar zelfs als dat heel anders zou zijn: het gaat om zijn behandeling; het gaat om zijn leven. Het is voor mij onbegrijpelijk dat hij er niet gewoon bij zit, bij zo’n bespreking van een behandelteam.

Er blijkt ook goed nieuws.

Inmiddels loopt hij met een rollator en gaat zo, onder begeleiding weliswaar, de hele afdeling over. Ook is er een ergotherapeute die uitgebreid met hem heeft gesproken over de mogelijkheden thuis: lopen (maar wat doe je dan met de drempels); een elektrische rolsstoel; een trippelstoel. Op de één of andere wijze lijkt er dan weer geen relatie tussen de gesprekken met deze therapeute en het behandelteam: juist het wegwerken van de drempels en het uitproberen van bijvoorbeeld een trippelstoel, zijn belangrijke voorwaarden voordat er een dagje naar huis wordt gegaan.

We zitten weer voor de gevel van het verpleeghuis in de avondzon. Het gesprek waaiert uit naar het bezoek van een goede vriendin en naar het wel en wee van onze kerk. Op zijn bekende, scherpe wijze geeft hij een analyse van de situatie en mijmert hier verder over. Hij vertelt over de mannen-broeders die altijd stevig in de leer hem en zijn kritische geest wat onwennig benaderden. Hij kijkt me schalks aan:

“De meesten zie ik niet meer, maar ik ben er nog, he?”

Volhouder.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Een terugblik op de gang van mijn vader door de verschillende instellingen en over mijn conclusie dat we nog veel te doen hebben om ouderen thuis te laten wonen.

Over hoe een blijde boodschap toch ook even moet landen en hoe Frans, de vrijwilliger, van geen dank wil horen ...

Over het ideaal van de langer thuiswonende oudere en de praktijk van marktwerking en verschraling in de thuiszorg