Over vertrouwen en loslaten

 


Vanmorgen las ik in de Volkskrant een uitgebreid artikel over de mogelijkheden van een digitale dokter. Een diagnose kan dan worden gesteld door een programma dat door middel van hierop getrainde algoritmes de klachten verwerkt.

Sterker, het gebeurt al, aldus het artikel. En blijkbaar ook nog redelijk adequaat.

Redelijk? Nou ja, er wordt nog wel eens iets gemist, maar, zeg nou eerlijk, dat is bij onze medici van lijf en leden toch ook het geval?

Ik begrijp dat het zo kan werken.

Vorige week nog keek ik, samen met een chirurg naar een röntgenfoto van het linkerbeen van mijn vader. Ik had echt geen 6 jaar studie nodig om vast te stellen dat het been gebroken was en dat het een complexe kwestie zou worden.

Nu ligt hij te wachten op een operatie en ja, dat weet ik: ook in de operatiekamer wordt al gebruik gemaakt van robotachtige technieken en besturingen op afstand. 

Alweer jaren geleden had ik een gesprek met een gynaecologe die mij vertelde dat patiënten tegenover haar steeds vaker gewapend met allerlei artikelen die ze van internet hadden geplukt, in discussie gingen over de diagnose. Of zelfs soms met de mededeling kwamen wat de diagnose moest zijn.

De grote vraag voor deze arts was: hoe ga ik hiermee om? Ze begreep al dat het exclusieve domein van de arts steeds kleiner zou worden en dat ze de patiënt daarom als gesprekspartner moest accepteren. Op zichzelf een goede ontwikkeling. Tegelijkertijd denk ik aan een verpleeghuisarts die mij ooit vertelde dat de familie van een patiënte hem had toegebeten dat zijn mening, die van de arts, ook maar een mening was.

Misschien dat we het hier eens moeten hebben over vertrouwen en loslaten.

We zijn hier niet zo goed in. Laat ik voor mezelf spreken: ik ben hier niet zo goed in. Ik ben gevoed door verhalen van zelfs een onbetrouwbare overheid die zeer kwetsbare burgers als fraudeur bestempeld terwijl deze mensen met de rug tegen de muur staan. Of een overheid die jarenlang de Groningse ellende wegredeneert omdat de staatskas zo wel vaart bij de opbrengsten uit de Groningse grond. En ik heb geleerd dat ik de touwtjes zelf stevig in handen moet houden, zodat ik regie blijf houden op mijn eigen leven.

Ik ben ziende blind. Dagelijks zou ik kunnen ervaren dat ik die touwtjes maar zeer ten dele in handen heb: kijk naar mijn vader: van het ene moment in het andere leeft hij nog zelfstandig in zijn appartement en nu ligt hij alweer twee weken hulpeloos in een ziekenhuisbed. En dan dat vertrouwen: ik kan er toch van uitgaan dat de meeste mensen deugen? Ook dat zie ik toch dagelijks om mij heen (als ik het wil zien)?

Ja, ik voel me gesprekspartner van de artsen die mijn vader behandelen. Tegelijkertijd onderken ik de deskundigheid van deze mensen en reken ik er volledig op dat ze het beste met ons voorhebben.

Bovendien, doordat we zo persoonlijk het gesprek met elkaar aangaan, gebeurt er iets dat misschien nog veel belangrijker is dan dat (ook) de juiste diagnose wordt gesteld: er ontstaat een wederzijds vertrouwen.

En dan kunnen wij loslaten op het moment dat mijn vader de OK wordt opgereden.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Een terugblik op de gang van mijn vader door de verschillende instellingen en over mijn conclusie dat we nog veel te doen hebben om ouderen thuis te laten wonen.

Over hoe een blijde boodschap toch ook even moet landen en hoe Frans, de vrijwilliger, van geen dank wil horen ...

Over het ideaal van de langer thuiswonende oudere en de praktijk van marktwerking en verschraling in de thuiszorg